zondag 31 januari 2010

De Tocht van de Penis

Er bestaan geslaagde en minder geslaagde voorlichtingsfilmpjes. Deze is geniaal.



Anders deze?

vrijdag 29 januari 2010

Benefiet Haïti

Serieus.

Was het nu echt nodig om de benefietsingle ten voordele van Haïti zo te doen lijken op de versie van Jeff Buckley?

Komaan, zeg. Doe eens moeite.

woensdag 27 januari 2010

Adelaide

Aan iedereen die deze woorden leest of hoort,



Ik heb de Joden nooit gehaat. Ik ben nooit van mening geweest dat de Joden uitgeroeid moesten worden, ik heb mij daar zelfs nooit iets van aangetrokken. Maar die constante haat tegenover mij voor wat ik heb gedaan, het voortdurende pesten, de blikken, de woorden, de stenen tegen de ruiten, het is mij genoeg geweest. Ik verdien
niet dezelfde behandeling als al die anderen, ik ben geen Jodenhater. De reden waarom ik dat smerig zwijn heb aangegeven bij de Duitsers, is volledig gegrond en heeft niets met antisemitisme te maken.

Het was zijn schuld, dat mijn vrouw mij verlaten heeft. Hij heeft haar verleid, hij heeft haar wijsgemaakt dat ze ongelukkig was bij mij, terwijl we het eigenlijk zeer goed hadden samen. Ik zag haar graag, en zij mij.
Jullie weten immers allen nog wel heel goed hoe geliefd zij was bij de mannen uit het dorp, en hoe ze voor mij, en alleen voor mij gekozen heeft.

Sommigen onder jullie fluisterden ook hoe ongelukkig mijn Adelaide wel niet was, aangezien ze zo graag kinderen wilde, en ik dat niet wilde toestaan. Wij hebben daar lang over gediscussieerd, maar uiteindelijk heeft ze zich neergelegd bij mijn keuze, wat geliefden nu eenmaal soms moeten doen voor elkander.

Ik weet dat Adelaide mij graag zag, en daarom kwam het zo hard aan toen ik haar afscheidsbriefje las. Ze schreef dat ze niet meer van me hield, dat ze het niet meer uithield bij mij, maar ik weet wel beter. Het is wat jullie, de buurtbewoners, met die Jood voorop, haar hadden wijsgemaakt, en zij geloofde jullie, hoewel ze, als ze er over zou hebben nagedacht, wel heel goed wist hoe goed wij bij elkaar pasten, en hoe goed ik voor haar zorgde.

Als ze wat langer zou hebben stilgestaan bij haar beslissing, als jullie haar kop niet zo zot zouden hebben gemaakt met jullie laster, dan zou ze zich vast wel herinnerd hebben hoe ik, toen zij zich thuis eenzaam voelde als ik overdag uit werken ging, die radio voor haar had gekocht. Of hoe ik elke zondagnamiddag met haar mee ging naar het park, waar ze zo graag wandelde. Op zulke zaken legden jullie geen aandacht, maar die betekenden toch iets voor mij en Adelaide, die maakten toch duidelijk hoeveel ik van haar hield.

Ik heb zo lang gezocht, zo lang op haar gewacht, maar ik kon haar niet vinden. Ik ben er stellig van overtuigd dat, als ze had geweten hoe hard ik haar miste, ze naar mij zou zijn teruggekeerd. Waarschijnlijk durfde ze niet, uit schaamtegevoel omdat ze zo plots verdwenen was. Maar ik zou het haar vergeven hebben, zelfs nu nog, omdat ik haar zo graag zie. Ik hoop dat ze deze brief ooit leest, dat ze deze woorden ooit hoort, en dat ze dan aan mij zal terugdenken als aan een liefhebbende man, die jarenlang voor haar heeft gezorgd, en die haar al haar fouten vergeven heeft.

Want ze heeft een aantal fouten gemaakt. Ik neem het haar niet meer kwalijk, in al haar rechtschapenheid was ze nu eenmaal een beetje goedgelovig, en sommige mensen hebben hiervan misbruik gemaakt. Daarom is het nu tijd geworden dat iedereen te horen krijgt wat er is gebeurd, en wat de redenen zijn voor mijn handelen.

Het waren jullie, de mensen uit onze eigen buurt, die mij zelf kwamen vertellen dat die Jood van de kruidenier overdag soms bij mijn vrouw over de vloer kwam, terwijl ik uit werken was. Dat deed pijn, maar ik vertrouwde mijn vrouw en wist dat ze geen verkeerde dingen ging doen. Toen ik haar daarover aansprak, zwoer ze mij dat hij alleen wat werk in de tuin verrichtte, en dat was voor mij genoeg. Zeker toen ze mij
beloofde hem niet meer binnen te laten als ik weg was.

Toen was het mij duidelijk geworden hoe onbetrouwbaar die Jood wel niet was, iets waar ik vijf jaar later nogmaals met mijn neus op zou worden gedrukt, toen de Grote Oorlog net begonnen was. Ik kan het me heel goed herinneren, het was de nacht van 13 op 14 oktober, en er was een Duits bombardement. In het midden van de nacht zijn we naar hun kelder moeten lopen om te schuilen.

Het hele bombardement lang heb ik hem naar mijn vrouw zien loeren, de hele nacht lang heb ik haar dicht tegen me aan getrokken, maar die schaamteloze vuilak heeft zijn ogen geen moment van mijn vrouw gehouden.
Hoe ik mezelf toen heb vervloekt dat ik haar eerst geen kleren boven haar slaapkleed heb laten aantrekken, voor we bij die verderfelijke mensen gingen schuilen.

Ik weet dat, als Adelaide toen zijn starende blik had opgemerkt, ze nooit meer met die man zou gepraat hebben, wat jullie allemaal ook mogen denken. Ze zou ook geen inkopen meer gedaan hebben in zijn kruidenierswinkel, en het contact met hem zou volledig verbroken geweest zijn. Eigenlijk had ik haar toen moeten verbieden nog met hem te praten, en ik weet niet waarom ik dat niet heb gedaan. Dan zou ze na de oorlog niet van me weggegaan zijn.

Niet zomaar weggegaan, maar met die Jood, die dan ook zijn eigen vrouw verlaten heeft. Jullie weten allemaal hoe lang ik naar mijn Adelaide heb gezocht, jullie weten dus ook hoe hard ik haar miste, hoezeer het me pijn deed. Pijn, niet alleen van het gemis, maar ook van de haat tegenover die ene Jood, die met mijn vrouw was gaan lopen.

Toch veroordelen jullie mij, omdat ik de wraak heb genomen waar ik recht op had. Als jullie een beetje begripvoller waren geweest voor mijn situatie, en als jullie die zielige Joodse hond niet zomaar terug hadden aanvaard toen die ineens, na zes maanden afwezigheid, terug naar huis keerde, dan was het allemaal misschien niet gebeurd. Maar jullie negeerden mijn verdriet, beschuldigden mij er zelfs van Adelaide in de armen van een ander te hebben gejaagd. Maar was mijn overspelige buur niet teruggekeerd omdat het met Adelaide ook niet lukte, vermoedelijk omdat ze begrepen had hoe ze het bij mij veel beter had gehad?

Jullie weigerden hem te verwerpen, jullie bleven met hem praten, bleven naar zijn winkel komen. Ik voelde me door hem én door jullie vernederd, maar het kon jullie niet deren. Mijn haat voor hem groeide, meer nog toen hij beweerde mij niet te kunnen vertellen waar mijn vrouw toen verbleef. Het plezierde mij echter wel de ruzies tussen hem en zijn vrouw te horen, maar na een tijd had zelfs zij het hem blijkbaar al vergeven.

Twintig lange jaren heb ik hem met alle mogelijke manieren proberen wegpesten, maar telkens weer keerde iedereen zich tegen mij. Die twintig jaren waren afschuwelijk, elke dag kroop trager voorbij. Het enige dat me al die tijd heeft rechtgehouden was het succes van mijn fabriek, en de stille hoop dat Adelaide op een dag naar mij terug zou komen.

Als hij zich bij mij zou hebben verontschuldigd voor wat er was gebeurd, zou ik het nooit gedaan hebben.
Waarschijnlijk had ik het ook nooit gedaan als er gewoon iemand naar mij was gekomen om mij te helpen, met mij te praten over hoe ik mij voelde. Maar niemand leek met mijn leed begaan, mijn onbetrouwbare buurman had opnieuw het vertrouwen van de hele buurt gewonnen.

En dat is de reden waarom ik hem jaren later bij de Duitsers heb verraden, omdat niemand zich iets aantrok van hoe ik mij voelde, omdat iedereen hem gewoon terug aanvaardde in onze buurt, terwijl ik mijn Adelaide, die mij zo graag zag, kwijt was. Daarom achtte ik het rechtvaardig hem te laten deporteren. Eventjes heb ik spijt gevoeld voor zijn vrouw, maar wie haar ontrouwe man zomaar weer in huis neemt, verdient ook niet beter.

Toen ik de vijf jaar gevangenisstraf, die ik na de oorlog kreeg, volledig had uitgezeten, bleek echter dat niemand goed begrepen had waarom ik had gedaan wat ik had gedaan. Ze noemden mij een Jodenhater, terwijl ik helemaal niet uit Jodenhaat had gehandeld, maar uit een gevoel van rechtvaardigheid, om wraak te nemen op het onrecht dat mij werd aangedaan. De laatste drie jaar hebben jullie mij naar het einde gedreven, mijn fabriek is failliet gegaan, en ik kreeg, zelfs na de gevangenisstraf, nergens het respect dat ik eigenlijk wel nog altijd verdiende.

Ik hoop met deze brief duidelijk gemaakt te hebben aan iedereen waarom ik tijdens de oorlog zo gehandeld heb, en waarom jullie minachting tegenover mij ongegrond is. Ik hoop dat het nu duidelijk is geworden voor iedereen hoe het uit liefde voor mijn vrouw was, dat ik mijn buurman aangegeven heb. En ik hoop dat Adelaide deze woorden ooit leest of hoort, en dat ze spijt krijgt dat ze nooit bij mij terug is gekomen. Want ik heb rechtvaardig gehandeld, ik heb niets verkeerd gedaan.

Mijn geweten is zuiver, ik kan met een gerust hart deze wereld verlaten.



Vaarwel,
Theo van Hoorsele

woensdag 20 januari 2010

Procrastination

Als ge niet weet wat te doen, terwijl ge weet wat ge moet doen...

'dt'-tjes

Vandaag op het internet gelezen:

Veel plezier daar, met die lievertjes!


'Lievertjes', inderdaad. Maar ik kan het haar niet kwalijk nemen.

Geef toe: 'Lieverdjes' klínkt toch helemaal niet als 'lieverdjes'?

Pfft.

zaterdag 16 januari 2010

De droom van Peter Verhelst

Voor wie het nog niet wist, ik zit in het RITS, en volg nu het derde jaar Bachelor in de Audiovisuele Kunsten - Schrijven, en in dit derde jaar krijgen we Taalbeheersing. In twee vormen zelfs.
De eerste cursus wordt gegeven door Tom Van Imschoot (niet Tom Van Imschoot, uiteraard), en daar hebben we al drie dagen les bij gekregen. Interessante man, aimabele man - we leren veel bij, en het is nog aangenaam om in de les te zitten ook.
De tweede cursus wordt gegeven door de Gentse stadsdichter, Peter Verhelst.

Daar hebben we nog maar één dag les bij gehad.
Nu ja, les.

Het begon die dag al goed, we hadden les in Gent, aan de Wiedauwkaai 23 - en de Wiedauwkaai 23 bestaat uit 23A tot ongeveer 23G. Na een half uur zoeken en bellen naar de school, wordt Peter Verhelst eindelijk bereikt, en komt die ons halen.
Dank u, Peter.

Dat was het positieve. Vriendelijke Peter komt ons halen.
Binnengekomen worden we voorgesteld aan de mensen waarmee Peter zijn nieuwe stuk voorbereidt - over Julius Caesar - en wordt ons gevraagd wat we verwachten van het vak 'Taalbeheersing'.
We zitten in het RITS, een vak dat Taalbeheersing heet kan evengoed uitdraaien op een cursus koken, dus wij zijn voorzichtig, we weten het niet goed, meneer.
Blijkt meneer het zelf ook niet goed te weten.

'Ik zal een opdracht geven: schrijf een tekstje, en laat u inspireren door wat hier te vinden is.'
Ok, er ís wel wat te vinden dat inspirerend kan werken. Er ligt een dood paard, om maar iets te noemen. Maar toch. Moeten wij nu onmiddellijk eraan beginnen, of gaat die grote schrijver (hoeveel keer heeft de dramaturg - Paul Slangen - Peter Verhelst geen 'groot schrijver' genoemd?) ons eerst nog iets vertellen, iets doceren?
Op onze lessenrooster duurde de les een volle dag, dus lijkt het een beetje vreemd je even te laten inspireren, om dan naar huis te gaan om te schrijven...

Maar neen, een beetje praten over dode paarden, over zaadjes die in de grond moeten worden geplant, gepoot, gestopt, gestoken. Een beetje keuvelen met Paul Slangen over de schrijfopleiding op het RITS, over wat ons interesseert. Peter neemt het - gezeten in zijn sofa - allemaal in zich op, rookt op een paar uur een kruiwagen sigaretten en geeft geen kik, behalve dan af en toe een bescheiden glimlachje bij elk stukje gevlei van Paul Slangen - die overigens wél een aangenaam man blijkt te zijn, daar gáán mijn vooroordelen over Hollanders.

Paul Slangen geeft ons, schijnbaar zonder reden, maar waarschijnlijk omdat hij de desinteresse van Verhelst opgemerkt heeft, een andere opdracht. We moeten een dialoog schrijven van 3 bladzijden, met 3 personages, én we moeten een vraag opstellen voor Peter Verhelst. Een vraag waarin we duidelijk maken wat we van hem zouden willen leren. Want de man weet blijkbaar zelf niet wat hij ons kan leren.

De dag is gedaan om 15u, denk ik, 3 uur vroeger dan gepland. En wij zijn niets rijker.
Nog geen week later blijkt opeens dat Verhelst geen les meer wil geven.

Naar mijn bescheiden mening - maar wie ben ik tegenover een gróót schrijver? - is Peter Verhelst ongemotiveerd, ongeïnteresseerd, en al zéker niet intelligent genoeg om andere mensen iets bij te brengen. Ok, toegegeven, dat van die intelligentie klopt niet. Maar Peter, je zal zelf wel begrijpen waarom ik nu net dát woord gebruik.
Schoenmaker, blijf bij je leest. Blijf schrijven, maar ga er niet van uit dat je over de sociale capaciteiten beschikt om les te geven aan een hogeschool.

Ik heb al genoeg les gekregen van incompetente sukkels.


Peter Verhelst, ik heb nog veel te leren. Op vlak van schrijven, op vlak van dramaturgie, op alle vlakken. Maar met één soort mensen heb ik al genoeg ervaring om ze te herkennen, en gij zijt er één van.

Meneer Verhelst, ge zijt een duts.




update: het is nu naar voor gekomen dat Peter Verhelst vorig jaar ook les gaf aan het derde jaar, dat Peter Verhelst ook een klein schrijfopdrachtje heeft gegeven, dat de studenten Peter Verhelst na die ene dag les niet meer terugzagen. Ze moesten contact houden met de man, maar het enige teken van leven dat ze kregen was de occasionele foto in de krant bij een prijsuitreiking.
Peter, toch...

woensdag 13 januari 2010

Kunde van de Code

Er bestaat zoiets als een Code, volgens welke we allemaal leven. Geen neergeschreven Code - wie daarnaar op zoek is, kan die wel vinden in de Bijbel, of Koran, of Thora, en die moet er dan maar de fabeltjes bijnemen.
Neen, er is een ongeschreven, onuitgesproken morele Code, een ethische Code.

Wie buiten die Code valt, wie zich niet volgens de Code gedraagt, komt idioot of ongemanierd over. En aangezien die Code ongeschreven is, en sommige mensen nu niet zo Code-gevoelig zijn, gebeurt het wel meer dan eens dat er iemand buiten de Code valt.

Een voorbeeld.

Als de tramchauffeur zijn passagiers via de intercom laat weten dat hij niet màg verder rijden, dat hij moet omrijden - God of Joost (zou God niet gewoon Joost kunnen zijn?) mag weten waarom - en dat iedereen moet uitstappen en wachten op de volgende tram, dan zijn er binnen de Code een flink aantal gelaatsuitdrukkingen geoorloofd.

Een kleine greep uit het aanbod:
1) Complete onverschilligheid: als het u niet interesseert, of u wenst uw medereiziger in het ongewisse te laten over uw mening.
2) Verslagenheid: als u het vervelend vindt, maar u iemand bent die de situatie neemt zoals ze is.
3) Tegenzin: als het wachten of het misschien te voet gaan u echt te vermoeiend lijkt, om welke reden dan ook.
4) Ergernis: als het u echt irriteert, u moet staan wachten in de koude, u bent nog een eind van huis verwijderd, en u hebt het al zoveel meegemaakt met De Lijn. Let wel, deze gelaatsuitdrukking bevindt zich op de uiterste grens van de tolerantielijn binnen de Code.

De gelaatsuitdrukking die niet, maar ook echt níet aanvaardbaar is, en die u laat voorkomen als een compleet arrogante, ongemanierde sukkel - het maakt niet uit hoeveel oorlogen u nog hebt gekend - is een gelaatsuitdrukking van verontwaardiging.
Niet die verontwaardiging die nogal lijkt op ergernis, nee.

De verontwaardiging die enkel gepast is als de chauffeur in kwestie door zijn intercom zijn gal zou hebben gespuid op die oude, incontinente, naar bejaarde katten stinkende zak, die achterin de tram een beetje kwaad naar jeugd en buitenlander had zitten kijken.
Als die chauffeur iets minder vriendelijk zijn passagiers had toegesproken met 'Jullie bende luie profiteurs, het wordt tijd dat ge eens een stukje naar huis stapt!' in plaats van de behulpzame sociabele tramgenoot te zijn, dan was die gelaatsuitdrukking geoorloofd.

Maar nu, meneer, nu kots ik op u.
U heeft de Code doorbroken, en schijnt er helemaal niets om te geven. Rot op, neem volgende keer de wagen, en hoop dat u nooit zal moeten omrijden voor werken, want dat zou nog eens verontwaardigend zijn.

Jezus, waarom erger ik mij zo aan die man?

dinsdag 5 januari 2010

Decadente ik

This guy is going back to New York...
Binnen een maand en twee weken, zelfs.

Hoezee! Dikke vette McDonalds voor iedereen!

vrijdag 1 januari 2010

Nieuwjaarsbrief aan Tante Mietje

Uit angst voor de knokploeg van Blogger - naar 't schijnt moet elke blogger zijn duizenden lezers een gelukkig nieuwjaar wensen op één januari - zal ik maar mijn jaarlijkse nieuwjaarsbrief openbaren.
Dan kan mijn meetje hem ook lezen als ze op internet zit.

Die gaat blij zijn...

Liefste meter,

Nu sta ik hier zo goed gezind, te denken aan mijn wensen
Want ik ben toch uw petekind en hoop dus op veel centen

Maar centen krijg je niet zomaar, dus eerst nog mijn gedichtje
Met alles wat ‘k voor ’t nieuwe jaar u wensen wil met groot gebaar
- ’t is echt, wie zegt: ge meent het slecht – die spreekt onwaar
Het is oprecht, kijk maar naar mijn gezichtje

Ge ziet dan toch het waar gelaat van iemand die waarachtig praat
en niet van enig onverlaat die geld zou willen innen.
Daarom wens ik u in ‘tweeduusttien’ alles wat ge hebt gezien
In dure winkels bovendien en wat ge graag zou willen

Veel liefde voor uw vent en u, veel geluk voor u beiden
Uw zoon gaat goed studeren nu, en Luk (ge weet wel, diene vuilnisvent, die ’t woord remmen nie goe kent) zal eindelijk leren rijden

Ge hoort het, alles komt wel goed, in ’t volgende jaar zit wat ge doet hoe dan ook goed mee.
Nu juist mijn nieuwjaarsbriefke nog, ‘k moet afsluiten en ik wil toch niet eindigen in cliché,
Ge krijgt hier dus absoluut geen zoen, en zeker niet van uw kapoen, want dat doet iedereen.
Bij mij gaat het zo niet, neen, ge krijgt van mij een dikke kus, van ’t zoontje van uw zus.

Uw petekind,
Landerke