zondag 27 februari 2011

EVA

Donderdag is mijn veggiedag, dan eet ik vegetarisch. Waarom? Iets met het milieu, iets met dieren, duurzaamheid; u kent de clichés. Het is die neo-hippie in mij.

De andere zes dagen ben ik volop vleeseter. Maar dan ook echt een vleeseter: elke week een pitta (meestal meer, maar stil: moeder leest mee), per maaltijd minstens anderhalf biefstuk, en als er thuis een halve kilo gehakt in de keuken ligt, kan die bol zijn oorspronkelijke grootte niet erg lang behouden. Kortom, ik ben een veel grotere fan van een vlezeke dan van pakweg pastinaak.

Maar donderdag? Donderdag eet ik volmaakt vegetarisch. En dat hou ik - tot mijn eigen verbazing en trots - toch al anderhalf jaar vol. Geen vlees, geen vis, zelfs geen snoepjes met gelatine.

Waarom categoriseer ik dit dan onder 'Ergernis'?

Wel, de vzw die Donderdag Veggiedag lanceerde, is de vzw EVA, een organisatie die zich belangeloos inzet om het brede publiek te informeren over (en aan te zetten tot) vegetarisch eten. Mooi, mooi.

Maar waarom EVA?
Eva staat voor Ethisch Vegetarisch Alternatief.
Een ethisch verantwoorde vzw, dus. Van vegetariërs. Die vegetarisme als alternatief aanbieden.

Het is eenvoudig de woorden 'ethisch' en 'alternatief' te begrijpen. Vegetarisme is inderdaad een alternatief op het eten van vlees, en je kan het enigszins ethisch noemen - maar dan noem je het eten van vlees wel niet-ethisch. Als je dat doet, dan ben je al wat agressiever bezig dan wanneer je simpelweg een alternatief biedt. Door niet-vegetariërs als niet-ethisch te bestempelen, maak je een duidelijke lijn tussen Goed en Kwaad, tussen wat kan en wat niet.
Ik neem aan dat dat de bedoeling van EVA is. Het zijn geen geitenwollensokkentypes, maar echte groene strijders aan de juiste kant van de scheiding, bereid om meer te doen dan alleen maar hopen op een betere en meer rechtvaardige wereld. Bereid om hun hebben en houden op te geven om een varkentje van het slachthuis te redden. Bereid om de wereld te verkondigen dat die fout zit, terwijl zijzelf het bij het juiste eind hebben.
Als het dat is wat de vzw EVA beoogt, geen enkel probleem. Laat ze maar doen.

Wat mij het meeste stoort is de onverholen debiliteit van die naam. Ethisch Vegetarisch Alternatief. Vegetarisme zien de oprichters inderdaad als een ethisch alternatief, maar dan doop je je organisatie toch gewoon 'Vegetarisme: een ethisch alternatief'?
Wat er volgens mij is gebeurd, daar in één of ander duister lokaaltje aan de UGent, is een bijeenkomst van enkele suffe studentjes die een vzw wilden oprichten, maar geen goede naam konden verzinnen. Het móest goed bekken, het móest een acroniem worden, het móest staan waar de vzw voor ging staan. Wat het niet moest zijn, was 'doordacht'.
Dus beginnen de onervaren pummels te brainstormen, en komen ze op enkele woorden waar ze wel wat voor voelen. En in plaats van dan één geheel te vormen met een rake betekenis, opteerden ze blijkbaar maar voor enkele losse adjectieven - die elk op zich inderdaad wel iets duidelijk maken, maar die als samenkwaksel elkaar inhoudelijk overlappen dat het niet mooi meer is.

Komaan, zeg.
Bestaat dat eigenlijk wel, een groene intellectueel?

dinsdag 15 februari 2011

Mono-cultuur

Je hoeft maar even door het centrum te lopen van gelijk welke stad en je komt ze tegen: straatmuzikanten. Gewapend met gitaar, accordeon of een of ander exotisch instrument staan ze aan de hoek van de winkelstraat, spelend voor u en voor mij. Niet dat we om hun kunsten hebben gevraagd, maar aangezien we verdraagzame en gemoedelijke mensen zijn – én omdat het meestal wel aangenaam om horen is – staan we hen toe om ons winkelen te voorzien van een begeleidend deuntje. Op de tonen van “Yesterday”, “Les Filles du Bord du Mer” of een nummer dat we helemaal niet kennen, inspecteren we de nieuwste mode, profiteren we van de beste kortingen of genieten we simpelweg van de zon op een terrasje.

Fijn.

Echt, ik meen het: fijn.

Wie deze moderne minnezangers niet weet te appreciëren, is intolerant en kan maar beter binnen blijven, waar platen, CD’s en mp3-files de plak zwaaien. Nee, wij hebben het reeds lang geleden aanvaard: een muziekje buiten maakt het leven draaglijker.

Ze zijn ook niet duur. Bij tijd en wijle eens een centje schenken als het schuldgevoel te hoog opspeelt, is al meer dan genoeg voor de enthousiaste muzikant. Hij blijft spelen. En geef toe: wie kan bij zo’n prijs nog klagen over de kwaliteit van het spel ? Je krijgt er gratis het gevoel van samenhorigheid bij; iedereen luistert naar dezelfde muziek.
Weg met de iPod, mp3-speler of polyfone GSM: straatmuziek wordt vanzelf gedeeld.

Maar wordt het niet te veel als we dag in dag uit overeenkomstige deuntjes horen ? Elke dag eenzelfde melodietje door telkens dezelfde man ? Wie elke dag doorheen dezelfde straten wandelt, zal ook elke dag dezelfde muziek horen. De eerste keer klinkt het aanvaardbaar tot zelfs innemend, maar een dag later ken je het nummertje al. Na een week ben je die toch ietwat vreemde versie van de “Lambada” grondig beu. En wat moet je beginnen tegen “Knockin’ on Heaven’s Door” als het gespeeld wordt door een muzikant wiens motto ‘al doende leert men’ lijkt te zijn ? Juist ja, de koptelefoon opzetten. Weg samenhorigheid.

Ik geef toe: het is een beetje klagen. Zelfs als ze met te veel zijn of telkens terug te vinden zijn op dezelfde plaats doen ze geen vlieg kwaad, die straatmuzikanten. Maar wat met toeristen ? Stel u een toerist voor die speciaal vanuit Japan naar België komt gevlogen om (onder andere, laten we voor zijn portemonnee hopen) eens te horen naar welke muziek de Belgen luisteren, wat nu ‘typisch Belgisch’ is – als zoiets met al dat geWever nog bestaat.
Hoe Belgisch zal zijn beeld van onze cultuur dan nog zijn ? Gaat hij naar huis om aan zijn omgeving te vertellen hoe goed de Belg mondharmonica kan spelen ? Hoe graag die naar The Pointer Sisters luistert ?

Waarschijnlijk niet: de kans is vrij groot dat de Japanse toerist zich genoeg bewust is van het fenomeen – hij heeft het over de hele wereld al gezien. Hij weet hoe de verschillende plaatsen in de wereld langzaamaan op elkaar beginnen te lijken. Misschien stelt het hem wel gerust overal Bob Dylan te horen, overal dezelfde TV-programma's te zien en overal Coca Cola te kunnen drinken. Lang leve het langzaam onzichtbaar worden van de eigen cultuur, dus.
Gelukkig is er nog ‘Manneken Pis’, of de Japanner is voor niets naar hier gekomen.