vrijdag 20 mei 2011

Zorgen

Iedereen heeft een eigen manier van werken. Iedereen. Als er een taak te schrijven valt, zal de één er meteen invliegen terwijl een ander maar traag op gang komt, nog iemand anders zal alles uitstellen tot op het laatste moment. Ik hoor bij die laatste groep.

Niet dat dat speciaal is. Nee, we zijn met veel, wij procrastinaten. We houden ons niet meteen bezig met die opdrachten. Nee, we verleiden onszelf liever met minder verplichte en dus leukere activiteiten, zoals naar een filmpje kijken, patience spelen of gewoon een goed uurtje slapen.
Maar waarom maken we het ons allemaal zo verschrikkelijk moeilijk? Elke keer opnieuw moet ik toegeven dat ik beter wat vroeger was begonnen, en elke keer opnieuw beloof ik mijzelf tijdens het schrijven dat ik alles volgende keer niet meer zo zal uitstellen, en elke keer opnieuw weet ik zelf goed genoeg dat die plannen al even geloofwaardig zijn als het gemiddelde voornemen op Nieuwjaar.

Hoe het komt dat de meeste mensen in deze vicieuze cirkel vast blijven zitten, weet ik niet. Het is gemakkelijk die mensen als lui te bestempelen, maar voor mij gaat het zeker om meer dan dat. Voor mij gaat het om opvoeding. Ik voed mezelf verkeerd op.

Het gaat er bij mij om hoeveel zorgen ik mij maak voor een taak. Hoe groter de taak, hoe meer zorgen, dat is logisch. Maar ik ben iemand die zich eigenlijk nauwelijks zorgen maakt. Zelfs als ik inschat hoeveel tijd ik zou nodig hebben om bijvoorbeeld een essay te herschrijven, en ik dan nog net die tijd heb vóór de deadline, maak ik me nog niet genoeg zorgen om er aan te beginnen.
Nee, ik lieg mezelf voor dat ik de volgende dag veel beter zal werken, als ik mij vandaag eens lekker ontspan. Of dat ik in de namiddag sowieso actiever ben. Of dat ik wel nog vijf minuutjes gitaar kan spelen. En voor ik het goed weet, is het avond en ga ik met een vrij gerust gemoed slapen. Ik lig er niet van wakker, want ik weet zeker dat het morgen wél lukt.

Pas als de deadline echt gevaarlijk dicht in de buurt komt, word ik ongerust. Dan begin ik te panikeren, slaap ik bijna niet en durf ik overdag niet meer te pauzeren. Dan schrijf ik en schrijf ik en ben ik net op tijd klaar - en hier zit het probleem. Mijn werk is dan nooit perfect, maar toch goed voor de tijd die ik er uiteindelijk heb ingestopt. Ik ben op een vreemde manier tevreden met iets wat eigenlijk beter had kunnen zijn. In plaats van het mij te beklagen dat ik er niet meer tijd in had gestopt, voel ik een misplaatste trots. Trots over die korte tijdsspanne waarin ik wel degelijk productief ben geweest, en het is díe trots die mijn voornemen doet instorten.
Ik denk: "Heb ik mij daar zo'n zorgen om gemaakt?"

Wat heb ik dan geleerd?
Geen zorgen maken. Je kan het ook op het laatste moment. Het lukt. Je hoeft je niet meteen met dat essay bezig te houden. Lees een boek. Lees een strip. Schrijf een blogbericht. Je kan altijd om vijf uur beginnen.

Als u mij geen sukkel noemt, doe ik het zelf.