donderdag 9 juni 2011

Evolutie

Het beest kruipt omhoog, de dagen beginnen
met poten, met klauwen, op krassende stenen
kerft hij de tijd.
Plassen in tranen, in bloed en organen
toon ons waar heden het leven leidt.
We hebben nog steeds
dat heel eind te schrijven.
Het beest weet niet eens meer waar hij nog staat.

vrijdag 20 mei 2011

Zorgen

Iedereen heeft een eigen manier van werken. Iedereen. Als er een taak te schrijven valt, zal de één er meteen invliegen terwijl een ander maar traag op gang komt, nog iemand anders zal alles uitstellen tot op het laatste moment. Ik hoor bij die laatste groep.

Niet dat dat speciaal is. Nee, we zijn met veel, wij procrastinaten. We houden ons niet meteen bezig met die opdrachten. Nee, we verleiden onszelf liever met minder verplichte en dus leukere activiteiten, zoals naar een filmpje kijken, patience spelen of gewoon een goed uurtje slapen.
Maar waarom maken we het ons allemaal zo verschrikkelijk moeilijk? Elke keer opnieuw moet ik toegeven dat ik beter wat vroeger was begonnen, en elke keer opnieuw beloof ik mijzelf tijdens het schrijven dat ik alles volgende keer niet meer zo zal uitstellen, en elke keer opnieuw weet ik zelf goed genoeg dat die plannen al even geloofwaardig zijn als het gemiddelde voornemen op Nieuwjaar.

Hoe het komt dat de meeste mensen in deze vicieuze cirkel vast blijven zitten, weet ik niet. Het is gemakkelijk die mensen als lui te bestempelen, maar voor mij gaat het zeker om meer dan dat. Voor mij gaat het om opvoeding. Ik voed mezelf verkeerd op.

Het gaat er bij mij om hoeveel zorgen ik mij maak voor een taak. Hoe groter de taak, hoe meer zorgen, dat is logisch. Maar ik ben iemand die zich eigenlijk nauwelijks zorgen maakt. Zelfs als ik inschat hoeveel tijd ik zou nodig hebben om bijvoorbeeld een essay te herschrijven, en ik dan nog net die tijd heb vóór de deadline, maak ik me nog niet genoeg zorgen om er aan te beginnen.
Nee, ik lieg mezelf voor dat ik de volgende dag veel beter zal werken, als ik mij vandaag eens lekker ontspan. Of dat ik in de namiddag sowieso actiever ben. Of dat ik wel nog vijf minuutjes gitaar kan spelen. En voor ik het goed weet, is het avond en ga ik met een vrij gerust gemoed slapen. Ik lig er niet van wakker, want ik weet zeker dat het morgen wél lukt.

Pas als de deadline echt gevaarlijk dicht in de buurt komt, word ik ongerust. Dan begin ik te panikeren, slaap ik bijna niet en durf ik overdag niet meer te pauzeren. Dan schrijf ik en schrijf ik en ben ik net op tijd klaar - en hier zit het probleem. Mijn werk is dan nooit perfect, maar toch goed voor de tijd die ik er uiteindelijk heb ingestopt. Ik ben op een vreemde manier tevreden met iets wat eigenlijk beter had kunnen zijn. In plaats van het mij te beklagen dat ik er niet meer tijd in had gestopt, voel ik een misplaatste trots. Trots over die korte tijdsspanne waarin ik wel degelijk productief ben geweest, en het is díe trots die mijn voornemen doet instorten.
Ik denk: "Heb ik mij daar zo'n zorgen om gemaakt?"

Wat heb ik dan geleerd?
Geen zorgen maken. Je kan het ook op het laatste moment. Het lukt. Je hoeft je niet meteen met dat essay bezig te houden. Lees een boek. Lees een strip. Schrijf een blogbericht. Je kan altijd om vijf uur beginnen.

Als u mij geen sukkel noemt, doe ik het zelf.

zondag 24 april 2011

Dit is mijn blog

Of: dit is mijn blog als ik te druk bezig ben met mijn eindwerk.

zondag 27 februari 2011

EVA

Donderdag is mijn veggiedag, dan eet ik vegetarisch. Waarom? Iets met het milieu, iets met dieren, duurzaamheid; u kent de clichés. Het is die neo-hippie in mij.

De andere zes dagen ben ik volop vleeseter. Maar dan ook echt een vleeseter: elke week een pitta (meestal meer, maar stil: moeder leest mee), per maaltijd minstens anderhalf biefstuk, en als er thuis een halve kilo gehakt in de keuken ligt, kan die bol zijn oorspronkelijke grootte niet erg lang behouden. Kortom, ik ben een veel grotere fan van een vlezeke dan van pakweg pastinaak.

Maar donderdag? Donderdag eet ik volmaakt vegetarisch. En dat hou ik - tot mijn eigen verbazing en trots - toch al anderhalf jaar vol. Geen vlees, geen vis, zelfs geen snoepjes met gelatine.

Waarom categoriseer ik dit dan onder 'Ergernis'?

Wel, de vzw die Donderdag Veggiedag lanceerde, is de vzw EVA, een organisatie die zich belangeloos inzet om het brede publiek te informeren over (en aan te zetten tot) vegetarisch eten. Mooi, mooi.

Maar waarom EVA?
Eva staat voor Ethisch Vegetarisch Alternatief.
Een ethisch verantwoorde vzw, dus. Van vegetariërs. Die vegetarisme als alternatief aanbieden.

Het is eenvoudig de woorden 'ethisch' en 'alternatief' te begrijpen. Vegetarisme is inderdaad een alternatief op het eten van vlees, en je kan het enigszins ethisch noemen - maar dan noem je het eten van vlees wel niet-ethisch. Als je dat doet, dan ben je al wat agressiever bezig dan wanneer je simpelweg een alternatief biedt. Door niet-vegetariërs als niet-ethisch te bestempelen, maak je een duidelijke lijn tussen Goed en Kwaad, tussen wat kan en wat niet.
Ik neem aan dat dat de bedoeling van EVA is. Het zijn geen geitenwollensokkentypes, maar echte groene strijders aan de juiste kant van de scheiding, bereid om meer te doen dan alleen maar hopen op een betere en meer rechtvaardige wereld. Bereid om hun hebben en houden op te geven om een varkentje van het slachthuis te redden. Bereid om de wereld te verkondigen dat die fout zit, terwijl zijzelf het bij het juiste eind hebben.
Als het dat is wat de vzw EVA beoogt, geen enkel probleem. Laat ze maar doen.

Wat mij het meeste stoort is de onverholen debiliteit van die naam. Ethisch Vegetarisch Alternatief. Vegetarisme zien de oprichters inderdaad als een ethisch alternatief, maar dan doop je je organisatie toch gewoon 'Vegetarisme: een ethisch alternatief'?
Wat er volgens mij is gebeurd, daar in één of ander duister lokaaltje aan de UGent, is een bijeenkomst van enkele suffe studentjes die een vzw wilden oprichten, maar geen goede naam konden verzinnen. Het móest goed bekken, het móest een acroniem worden, het móest staan waar de vzw voor ging staan. Wat het niet moest zijn, was 'doordacht'.
Dus beginnen de onervaren pummels te brainstormen, en komen ze op enkele woorden waar ze wel wat voor voelen. En in plaats van dan één geheel te vormen met een rake betekenis, opteerden ze blijkbaar maar voor enkele losse adjectieven - die elk op zich inderdaad wel iets duidelijk maken, maar die als samenkwaksel elkaar inhoudelijk overlappen dat het niet mooi meer is.

Komaan, zeg.
Bestaat dat eigenlijk wel, een groene intellectueel?

dinsdag 15 februari 2011

Mono-cultuur

Je hoeft maar even door het centrum te lopen van gelijk welke stad en je komt ze tegen: straatmuzikanten. Gewapend met gitaar, accordeon of een of ander exotisch instrument staan ze aan de hoek van de winkelstraat, spelend voor u en voor mij. Niet dat we om hun kunsten hebben gevraagd, maar aangezien we verdraagzame en gemoedelijke mensen zijn – én omdat het meestal wel aangenaam om horen is – staan we hen toe om ons winkelen te voorzien van een begeleidend deuntje. Op de tonen van “Yesterday”, “Les Filles du Bord du Mer” of een nummer dat we helemaal niet kennen, inspecteren we de nieuwste mode, profiteren we van de beste kortingen of genieten we simpelweg van de zon op een terrasje.

Fijn.

Echt, ik meen het: fijn.

Wie deze moderne minnezangers niet weet te appreciëren, is intolerant en kan maar beter binnen blijven, waar platen, CD’s en mp3-files de plak zwaaien. Nee, wij hebben het reeds lang geleden aanvaard: een muziekje buiten maakt het leven draaglijker.

Ze zijn ook niet duur. Bij tijd en wijle eens een centje schenken als het schuldgevoel te hoog opspeelt, is al meer dan genoeg voor de enthousiaste muzikant. Hij blijft spelen. En geef toe: wie kan bij zo’n prijs nog klagen over de kwaliteit van het spel ? Je krijgt er gratis het gevoel van samenhorigheid bij; iedereen luistert naar dezelfde muziek.
Weg met de iPod, mp3-speler of polyfone GSM: straatmuziek wordt vanzelf gedeeld.

Maar wordt het niet te veel als we dag in dag uit overeenkomstige deuntjes horen ? Elke dag eenzelfde melodietje door telkens dezelfde man ? Wie elke dag doorheen dezelfde straten wandelt, zal ook elke dag dezelfde muziek horen. De eerste keer klinkt het aanvaardbaar tot zelfs innemend, maar een dag later ken je het nummertje al. Na een week ben je die toch ietwat vreemde versie van de “Lambada” grondig beu. En wat moet je beginnen tegen “Knockin’ on Heaven’s Door” als het gespeeld wordt door een muzikant wiens motto ‘al doende leert men’ lijkt te zijn ? Juist ja, de koptelefoon opzetten. Weg samenhorigheid.

Ik geef toe: het is een beetje klagen. Zelfs als ze met te veel zijn of telkens terug te vinden zijn op dezelfde plaats doen ze geen vlieg kwaad, die straatmuzikanten. Maar wat met toeristen ? Stel u een toerist voor die speciaal vanuit Japan naar België komt gevlogen om (onder andere, laten we voor zijn portemonnee hopen) eens te horen naar welke muziek de Belgen luisteren, wat nu ‘typisch Belgisch’ is – als zoiets met al dat geWever nog bestaat.
Hoe Belgisch zal zijn beeld van onze cultuur dan nog zijn ? Gaat hij naar huis om aan zijn omgeving te vertellen hoe goed de Belg mondharmonica kan spelen ? Hoe graag die naar The Pointer Sisters luistert ?

Waarschijnlijk niet: de kans is vrij groot dat de Japanse toerist zich genoeg bewust is van het fenomeen – hij heeft het over de hele wereld al gezien. Hij weet hoe de verschillende plaatsen in de wereld langzaamaan op elkaar beginnen te lijken. Misschien stelt het hem wel gerust overal Bob Dylan te horen, overal dezelfde TV-programma's te zien en overal Coca Cola te kunnen drinken. Lang leve het langzaam onzichtbaar worden van de eigen cultuur, dus.
Gelukkig is er nog ‘Manneken Pis’, of de Japanner is voor niets naar hier gekomen.

dinsdag 25 januari 2011

Granny plays footy

???







Als er iemand is die mij dit kan uitleggen: ik hou u niet tegen.
Red mij van mijn verbijstering.

zaterdag 15 januari 2011

Life in The Street

Beeld je eens in: het is een lange, regenachtige dag geweest, en je wandelt naar huis. Je voelt nattigheid, het motregent, en hoewel je geënerveerd bent door het slechte weer weet je dat je binnen korte tijd terug thuis zal zijn, veilig in je warme zetel met een frisse pint in de hand. Maar op je weg ligt een plas, een grote plas. Een immense plas regenwater. Je kan er niet omheen lopen, je moet er door.

Even bijt je op je tanden, je denkt: 'Thuis gaan mijn schoenen uit, spring ik in mijn droge pyjamabroek; nu nog even doorzetten' En je stapt vol goede moed door de plas.
Al bij de eerste stap worden je kousen langzaam nat; de koude kruipt over je tenen; de onderkant van je broekspijp wordt zwaar, lijkt je schuchter naar beneden te willen trekken. Je humeur wordt er niet beter op.

En net op het moment dat je denkt: 'Nog één stap en ik ben er, nog één stap en ik ben uit die koude, natte plas', net op dát moment voel je de grond onder je voeten wegzakken, merk je dat de plas dieper is dan je denkt, en duikel je met je gezicht vooruit kopje-onder het kille water in. Hoe je ook om je heen krabbelt, je vindt geen houvast meer; je verzuipt.

Dit is ongeveer hetzelfde gevoel dat de personages in de Britse televisieserie 'The Street' krijgen, wanneer zij geconfronteerd worden met gebeurtenissen die hun leven veranderen.
Korte uitleg: 'The Street' gaat over de bewoners van een kleine straat in Manchester, en elke aflevering vertelt het verhaal van één familie in één huis. Als ik hier zou neerschrijven wat er alleen al in de eerste drie afleveringen gebeurt, zou ik niemand overtuigen. Een korte samenvatting van de serie klinkt al snel als de eerste de beste aflevering uit een soapserie. Het kost enig engagement van de kijker om te geloven dat zoveel ellende in één straat terug te vinden is, maar gelukkig zorgt de manier van vertellen er voor dat je daar niet te lang bij stilstaat.

Elke aflevering begint met een normaal personage, in een normaal gezin. Niemand zit al op voorhand in de problemen; het gaat hier om normale mensen zoals u en ik. Alleen spreken ze een andere taal en drinken ze - wat had u anders verwacht in Groot-Brittannië - lager.
Maar dan gebeurt er iets: een onbelangrijk ogend misverstand, het ontslag van een net-niet-gepensioneerde, een verkeersongeluk... De personages voelen de motregen, halen hun paraplu's boven, hopen binnen te zijn nog vóór de storm losbarst, maar dan komt de nattigheid van een volledig andere kant. Voor ze het weten, zijn ze ondergedompeld in de grootste rampspoed die een mens maar kan overkomen; en hoe hard ze ook spartelen en draaien, ze komen er niet uit.

Als kijker zit je constant op het puntje van je stoel: je leeft mee met élk personage, op élk moment. Als dan na een uur de aftiteling over het scherm rolt, voel je je exact hoe de scenarist je wilde laten voelen - gelukkig, somber, benard, simpelweg kapot...
Het is niet mogelijk om dan meteen een volgende aflevering te bekijken, zoals je soms bij andere uitstekende series wel doet. 'The Street' moet je laten bezinken, je moet het laten zakken.

Deze baksteen op je maag moet je laten verteren. Dan pas ben je klaar voor de volgende laag.

zaterdag 1 januari 2011

Nieuwjaarshaiku

Vlokken dwarrelen
Langzaam wordt de aarde nat
Het nieuwe jaar groeit