donderdag 11 november 2010

De macht van blanke mannen (laatste deel)

[Vervolgt]

‘Wat gebeurt hier?'
Charlie was intussen van zijn boot gekomen en had het gebeuren benaderd. Kwilu antwoordde met duidelijke stem :
‘Lukena wil de heilige boom Kintaki versnijden, terwijl de boom hem net wilde straffen voor een slechte oogst.’
‘Een slechte oogst krijg je door niet goed te werken.’
‘Wij proberen hard te werken, meneer Charlie, maar de natuurgoden...’
Eén van de dorpelingen maakte zich kwaad, hief een stevige stok in de lucht.
‘Meneer Charlie heeft met de plantage niets te maken, hij kan ons niets doen !’

Er was wat gemorrel in de groep; dit was waar iedereen al een tijd aan had gedacht. Hoewel Charlie duidelijk een blanke man was, had hij maar weinig te maken met de blanken uit het huis van de eigenaar of met de blanken op de boten. Het hele dorp had met ontzag naar Charlie gekeken, zoals ze met ontzag naar de andere blanken hadden gekeken. Maar nu bleek dat Charlie één van hen als gelijke beschouwde, konden zij ook niets anders dan hem als hun gelijke zien. En deze gelijke man trok partij voor Lukena, die de natuurkrachten wilde uitdagen om een kano te maken.
Langzaam maar zeker begon de groep Charlie en Lukena meer en meer te omsingelen.
Charlie had al snel begrepen wat de dorpelingen van plan waren, en zocht naar een uitweg. Het huis van de plantage-eigenaar was onbereikbaar, de dorpelingen stonden in de weg. Op de boot zouden ze veilig zitten, maar de oever lag nog ver weg. Wie weet trouwens hoe ver op de stroom de kleine hoeveelheid steenkool hen maar zou brengen ?
Bundu had zich ondertussen de hele tijd afzijdig gehouden. Aan de ene kant had Lukena de goden wel beledigd, en zo het hele dorp in gevaar gebracht, aan de andere kant bleef hij wel een dorpeling, een buur, een vriend. Bundu ging niet akkoord met de manier waarop de hele groep omging met het verraad van Lukena. Daarenboven leek het erop dat Charlie ook ging aangevallen worden, en dat kon voor iedereen verstrekkende gevolgen hebben. Het is toch niet omdat hij niets met de plantage te maken heeft dat hij als blanke geen macht heeft ?
Als de dorpelingen Charlie zouden aanvallen of zelfs vermoorden, zouden de blanken in het grote huis het hele dorp ongetwijfeld bestraffen. Handen zouden worden afgehakt, nog meer vrouwen en kinderen zouden worden vermoord. Bundu was het zeker: de aanval op Lukena en Charlie moest worden gestopt.

Ondertussen waren Lukena en Charlie al een eind achteruit geweken. Hoe meer de dorpelingen de twee mannen probeerden in te sluiten, hoe verder deze in de richting van de boot stapten. Lukena had het erg moeilijk met zijn knie, en zwaaide af en toe met zijn machete als de dorpbewoners te dicht in zijn buurt kwamen.

Opeens kwam een luid geroep van aan de andere kant van het dorp, aan het grote huis van de plantage-eigenaar. Lukena zag Bundu aan de ingang staan, samen met drie blanke mannen en de eigenaar. De drie mannen hadden elk een geweer vast, waarvan het hele dorp goed wist waarvoor het diende. Lukena begreep niet goed wat Bundu daar deed; daar mochten zij als gewone dorpelingen niet komen.
De eigenaar en de andere drie blanke mannen kwamen naar het dorp gestapt, riepen iets onverstaanbaars. Bundu volgde achteraan.

De dorpelingen begrepen niet waarom de blanken zo kwaad naar hen toe kwamen gestapt, en voelden een zeer diepe angst. De oogst moest niet geteld worden, dus wat kwamen de blanken doen ? Dat zij nu zelfs hun geweren bij zich hadden, betekende niet veel goeds.
Eén voor één lieten de dorpelingen hun stokken, stenen en machetes op de grond vallen. Allen troepten ze bijeen en keken ze vol angst naar de blanken, geen van hen lette nog op Charlie en Lukena. Charlie zag zijn kans, en ondersteunde de hinkende Lukena richting de boot.

Toen ze net aan de boot waren aangekomen, klonk achter hen een schot. Geschrokken draaiden ze hun hoofden naar het dorpsplein, waar ze elke man, elke vrouw, elk kind vol ontzag naar een punt in het midden van de groep zagen kijken. Er volgde nog een schot. En nog een. Enkele dorpelingen vielen levenloos neer in het mulle zand.

Het moet een vreemde aanblik geweest zijn, de stilstaande dorpelingen die één voor één werden neergeschoten. Bundu heeft mij nooit precies kunnen vertellen waarom niemand zich toen heeft verzet, of waarom de eigenaar van de plantage het hele dorp heeft laten uitmoorden. Misschien wonnen ze op de plantage nooit genoeg rubber. Misschien was de eigenaar alle problemen met de dorpelingen beu. Misschien was de eigenaar gewoonweg gek geworden.
Het enige wat Bundu mij nog wist te vertellen was hoe hij bij het eerste schot naar de boot was gevlucht, hoe hij Charlie en Lukena had gevraagd hem mee te nemen, en hoe ze het laatste beetje steenkool in de oven hadden geschept in de hoop ver genoeg te kunnen ontsnappen. Toen er eindelijk beweging kwam in het schoepenrad en de stoomboot van de oever loskwam, stonden enkele hutjes al in brand. Op het moment dat de boot voorbij de eerste rivierbocht was gevaren hing er een enorme rookpluim over de Congo.

Wat er precies gebeurd is met de blanken uit het grote huis aan de plantage, is niet geweten, maar toen Charlie, Lukena en Bundu gevonden werden door de boot die steenkool kwam leveren, was er bij de bemanning niemand die van hun verhaal op keek. Zulke verhalen komen zo veel voor in de Vrijstaat.

Als Charlie niet had gezegd dat hij Lukena en Bundu zou kunnen gebruiken op zijn zoektocht naar de ivoorhandelaar, zouden de twee zijn meegenomen naar een andere rubberplantage. Dan hadden ze hetzelfde misschien opnieuw meegemaakt. Dan had ik Bundu nooit ontmoet. En dan was dit misschien één van de vele nooit aanhoorde verhalen uit de Vrijstaat gebleven.

Geen opmerkingen: